recept stoofpeer

Oosterwold, 15 december 2018

Een goed verhaal hoeft niet waar te zijn

De opdracht is: “voer een zelfgevonden stoofperen-recept uit, leg het vast, en presenteer het in beeld en taal op jouw eigen truthvolle manier.”
Zo sloten we gisteren onze dag af en met deze opdracht ben ik akkoord gegaan. Gisteren.
Nu denk ik vooral: waar heb ik me toe laten verleiden?
Om te beginnen: de andere competitors zijn 2 van mijn 4 dochters, van in totaal 7 kinderen (ja klopt, de andere 3 zijn mannetjes.) Die specifieke 2 werken min of meer in hetzelfde domein als ik en we onderzoeken opnieuw – is niet helemaal de eerste keer – of we niet iets met elkaar zouden moeten of kunnen creëren. Met alle risico’s vandien natuurlijk, want waarom zou je een dierbare relatie op het spel zetten door met elkaar te gaan werken om vervolgens noodzakelijkerwijs volop tegen elkaars schaduwkanten op te gaan botsen.
Nu ja zover is het nog niet, maar daar gaat het zeker van komen, en kennelijk zijn we totnutoe alle drie bereid om dat risico te lopen.

“Dus dat is eigenlijk de opdracht. Geef het tijd. En intussen ruiken ze heerlijk.”

Vandaag deden we van alles en niets met elkaar samen – met prachtige foto’s als resultaat – en het gesprek over een eventueel gezamenlijk “iets” eindigde nogal onbeslist en in feite in een experiment. Zie hierboven: de #stoofperenchallenge.
We waren het nog geen vijf minuten eens over deze gezamenlijke opdracht en de niet – eerlijks vlogen al over tafel. Dat is eigenlijk niet eerlijk want jij kan beter koken dan wij. Nou maar jij kan beter fotograferen, jij kan beter tekenen, jullie hebben meer gevoel voor de sfeer van de tijd, jij bent conceptueler, jij hebt meer geld om accessoires te kopen, jij hebt meer tijd, jij hebt meer ervaring. En zo voort.
Kortom, een werkelijk “eerlijke” competitie is niet mogelijk, dus alle dirty tricks zijn toegestaan.
Make the best of it.
Zo heb ik ze ook opgevoed.
En bovendien: een goed verhaal hoeft niet waar te zijn. Zo heb ik ze ook opgevoed.

So, there we go.
Stoofperen.
Ik ga ze deze week halen.
Bij een echte groenteboer, omdat dat leuker voelt dan bij een supermarkt. Ik zet muziek op als ik ze schil. Want dat kost even tijd.
Ik laat de steeltjes eraan zitten.
Ik zet ze rechtop in de pan.
Ik voeg er port aan toe, en kaneel en rode wijn, en nog het een en ander.Het zal ruiken zoals het altijd ruikt als ik bezig ben om het kerstdiner voor ons wonderlijke, samengestelde gezin voor te bereiden.
Stoofperen zijn niet zo ingewikkeld.
Iedereen kan het. Denk ik dan.
That’s the truth.
Maar ze vragen wat tijd om te garen.
Dus dat is eigenlijk de opdracht. Geef het tijd. En intussen ruiken ze heerlijk.
Ze vullen het huis – in ons geval nu ons tiny house – met de belofte van een familie-avond. Een avond waarop de gemoederen vast weer hoog op zullen lopen.

“Dus dat is eigenlijk de opdracht. Geef het tijd. En intussen ruiken ze heerlijk.”

Omdat A het niet eens is met B.
Omdat C net een verbroken liefde achter de rug heeft en D eigenlijk niet zo in de stemming is voor een familie-etentje.
E drinkt te veel en F wil elke gang naar buiten om te roken.
G omzeilt de no-digital-code door op de wc te gaan whats-appen.
Er zal gedoe zijn over honden die al te enthousiast in glitter-panties zullen hangen.
De helft dringt aan op een tafel-verhaal van mijn geliefde, de andere helft verzucht: o nee, niet weer.
En A, ja degene die het niet eens was met B, heeft die middag nog gesport en heeft honger en loopt ruim voordat iedereen zijn bord leeg heeft al naar de grote ronde pan op het fornuis met … de stoofperen.
Even bijscheppen.
Ik vind het leuk om ieder etentje met ons gezin iets nieuws uit te proberen. Nieuwe recepten, nieuwe ingredienten.
Maar er zijn twee constanten. En een daarvan is stoofperen.
(Op de andere constante kom ik later terug.)
Stoofperen vormen de rode draad in de etentjes met ons gezin.
Ons bijzondere gezin, waarin de persoonlijkheden en de energieen zo uit elkaar lopen. Waar verdriet is en boosheid, en waar verloren dromen zijn.
Maar waar ook aandacht is, en zachtheid en zorg.
Waarin wordt omgezien naar elkaar.
Onderaan de streep.
Twee ouders, zeven kinderen, hun geliefdes en op een dag misschien ook kleinkinderen. Zoiets als een gezin.
En stoofperen.
En geen van mijn stoofperen, met hoeveel ze ook zijn, zal de ochtend zien.
That’s the truth.

Stoofperen a la Mar

ingrediënten

peren | Reken op 2 stoofperen (ik koop altijd Gieser Wilderman) per persoon plus een derde voor de grote eters of de snelle bij-scheppers.
Maar bovenal zorg dat het aantal stoofperen ertoe leidt dat je alle peren met hun kont op de bodem en hun steeltje wijzend naar de hemel (vaak is dat de afzuigkap) in je pan kwijt kunt. Na een keer trial & error weet je om hoeveel peren dat gaat. (Liever twee keer koken dan een flatgebouw van je peren maken. De eerste verdieping wordt lang zo leuk niet als de begane grond.)
rode wijn  |  geen al te jonge want die zijn te zuur. Geef liever 2 of 3 euro extra uit. Rode port
balsamicoazijn
1 biologische sinaasappel
1 kaneelstokje
ten minste 1 kruidnagel per stoofpeer
1 steranijs
1 kardemompeul
zoveel afgestreken eetlepels suiker (rietsuiker of bruine suiker) als er stoofperen zijn – niet schrikken, je krijgt heus niet al die suiker binnen, het meeste gaat in het kookvocht zitten.

recept

1. Schil de peren maar laat het steeltje eraan zitten.
2. Zet de peren met hun kont in een pan en zorg ervoor dat de pan ten minste zo hoog
is dat de peren – op het steeltje na – helemaal onder kunnen staan.
3. Bestrooi elke peer met een afgestreken eetlepel rietsuiker of bruine suiker.
4. Giet er zoveel rode wijn bij dat de peren nog net niet half onder staan.
5. Doe er zoveel eetlepels port bij dat het aantal eetlepels port 1,5 – 2 keer het aantal stoofperen is.
6. Doe er per drie peren peer een eetlepel rode balsamicoazijn bij.
7. Haal de schil van de sinaasappel in een lange sliert en steek er de kruidnagels in.
Leg hem in de pan. (Gebruik de rest van de sinaasappel om er winterthee van te
maken of Gluhwein).
8. Voeg de kaneelstok, de kardemompeul, de steranijs en de vanillesuiker bij.
9. Ik doe er eigenlijk ook altijd een paar – ietsiepietsie – salt-flakes bij (Maldon sea salt
flakes) maar dat zeg ik liever niet hardop omdat onze oudste zoon vindt dat ik te veel zout gebruik. Als je ze weglaat zal vermoedelijk niemand ze missen, maar voor mij horen ze bij het ritueel en bij het mysterie.
10. Vul nu aan met water totdat de peertjes onderstaan maar het steeltje niet.
11. Breng nu langzaam aan de kook.
12. Zorg dat het geheel niet hard gaat koken, want het is niet nodig en bovendien spat
de hete zoete wijn je dan letterlijk om de oren. Is niet leuk.
13. Ga de deur niet uit als ze langzaam staan te garen want er is geen huiselijker parfum
dan dit! Pak een boek, steek een kaars aan, neem een glas (of hete thee) of ga verder met de rest van je kokerij, maar enjoy the moment. Dat is beslist de helft van de lol. Als mijn peren opstaan voel ik me een goede moeder, een goede minnares en een zeer-acceptabele-creatieve-mezelf. That’s almost happiness.
14. De kooktijd verschilt nogal. Soms zijn ze na twee uur al leuk, soms duurt het drie to drie-en-een-half uur. De kunst is om zo nu en dan even te kijken en te accepteren dat een kookwekker je in deze niet echt helpt. Geen absolute waarheden. Geen metrische exactheid. Slow cooking girls! Na zo’n anderhalf uur is het wel wijs om even het kookvocht te proeven. Is het erg zoet, dan deed je er te veel suiker in. Naughty you! Even aanvullen met rode wijn en mogelijk een citroenschilletje. Is het zurig? Dan had je ofwel goedkope wijn, ofwel te weinig suiker, ofwel te veel azijn. Hoe dan oo – aanvullen met suiker is nu de enige remedie. Ze horen zoet (en kruidig) maar niet mierzoet!
15. Worden ze donkerrood tot paars, dan voorzichtig en teder met een vorkje proberen hoe zacht het vlees. Zakt je vorkje in het vlees – dan onmiddellijk het vuur stoppen. Ze kunnen nu geserveerd worden, maar ik maak ze liever een dag van te voren. Ik verbeeld me dat ze dan nog lekkerder zijn. Dus ik stop het kookproces als ze nog iets stevig zijn. Ik zet e immers de dag erna weer op. Double fun!
16. Hoe dan ook – als het moment daar is, til je de inmiddels roodpaarse peren aan hun steeltje uit de pan om ze onverwijld op het bord van de gelukkige te droppen. Nu kun je je met de rest van het menu rustig een foutje permitteren … Mijn peren hebben bij mij menig etentje gered.
17. Bewaar het overgebleven sap in een afgesloten fles of bakje in de koelkast. Het is een fantastische basis voor de gluhwein die je de dagen erna ongetwijfeld wil maken.
Nog een ongevraagd adviesje: houd het mysterie rondom jouw goddelijke peertjes vooral een mysterie. De rest van de wereld kookt ze meestal in bessensap. Maak de mensen vooral niet wijzer dan ze zijn.